De knappe jonge prins Maximiliaan is, uit ouderlijke bezorgdheid, opgesloten in de torenkamer. Zijn ouders zijn namelijk nogal bang voor weerwolven, ontvoeringen, kou vatten, valpartijen en alle andere denkbare gevaren. Ze willen hem voor altijd beschermen tegen de grote boze buitenwereld en tegen zichzelf. Want Maximiliaan wil namelijk niets liever dan de wereld buiten de paleismuren ontdekken.
Het nieuws over de opgesloten prins gaat als een lopend vuurtje door de stad en bereikt ook de Dappere Ridster. Zij besluit hem te gaan redden. Ze springt op haar fiets en na een barre tocht waarin ze een opdringerige prins en hebberige struikrovers verslaat, verschijnt zij met zwaard en schild aan de kasteelpoort. Uiteindelijk weten de Ridster en Maximiliaan zijn tegenstribbelende ouders te overtuigen (helaas voor de Ridster zonder een lekker robbertje vechten).
Het verhaal vormt de basis voor een avontuurlijke voorstelling waarin we genderrollen bevragen en ons publiek meenemen in universele angsten, de moed die nodig is om deze angsten te overwinnen en de ervaring dat we samen vaak meer kunnen dan alleen. De liedjes zullen ondersteunend zijn in het duiden van de stereotype beelden die we hebben over ridders (m/v/x), prinsen, koningen en koninginnen. En daarmee ook over onszelf; omdat sprookjes altijd ook gaan over je eigen rol, je eigen angsten en verlangens.