Algemeen-BuroBannink-Presentatiedag-foto-Floris-Heuer-jeugdtheater.10

Gouden stickers en pluimen

Het voelt als 50 graden in de schaduw. Ik sta met pijn in mijn rug met mijn kont omhoog en met de handen tussen de brandnetels. Het zweet loopt via mijn nek over mijn rug en ik heb al meerdere malen per ongeluk een kattendrol te pakken gehad. Dit is niet mijn happy place.

Ons kantoor is gevestigd in een cultuurverzamelgebouw waarin we collectieve verantwoordelijkheid hebben voor het onderhoud, dus ook voor de tuin. Wij hebben nu dus geplande tuinweken en ondanks dat mijn hoofd telkens terug stroomt richting mijn beeldscherm en de lijst met to-do’s, sta ik fysiek het behoorlijk warm te hebben en fanatiek te tuinieren. Tuinieren vind ik leuk. Nou ja, tuinieren in mijn vrije tijd in mijn eigen tuin, vind ik leuk. Dat kan ik uren doen. Het maakt mijn hoofd leeg en zorgt voor een heerlijke rust. Deze rust krijg ik niet te pakken nu ik hier heel collectief de boterbloem tussen de glasscherven vandaan pluk.

Begrijp me goed: ik ben niet geïrriteerd, ik ben niet ontevreden, niet ongelukkig en het is allemaal gezellig en dus redelijk goed te doen. Op dit moment wil ik alleen heel graag van iemand horen hoe goed en onzelfzuchtig het is dat ik mijn zeer kostbare tijd opoffer om hier te tuinieren. Ik wil nu heel graag van één van mijn buren horen dat ik het echt mega goed doe. Dat mijn stukje zo veel sneller onkruidvrij is dan dat van anderen en dat ik dus heel goed ben. Terwijl ik daar sta realiseer ik me dat ik weer op een gouden ster, op een sticker, op een pluim zit te wachten.

Een tijd geleden las ik in een boek een heel verhaal over het geven en krijgen van ‘gouden sterren’ en herkende mezelf hierin. Ik doe met liefde iets voor anderen. Hier hoef ik, zeg ik, niks voor terug. Maar stiekem toch wel. Ik wil namelijk zien hoe blij iemand is met mijn hulp. Ik wil graag horen dat iemand vindt dat ik iets heb opgelost wat hem of haar onmogelijk leek. Ik wil van de ander waardering, erkenning en dus de zo benoemde gouden sterren ontvangen.

In het boek ging het erom dat we dus vaak iets doen om van een ander de erkenning te krijgen. Erkenning, een pluim, die ons motiveert iets ‘goeds’ te doen, terwijl iets goeds doen toch eigenlijk vanuit onszelf moet komen. We doen toch ons best in ons werk omdat dat hoort, toch niet voor erkenning? We zorgen toch voor onze partner uit liefde en niet om een schouderklopje? Natuurlijk!

Natuurlijk doe ik veel dingen omdat het zo hoort en omdat ik iemand echt oprecht een plezier wil doen. Maar stiekem zoek ik bij anderen toch een bevestiging voor al mijn leuke kanten. Hoewel ik die tevredenheid van mezelf over mezelf en mijn daden enkel van mij moet krijgen, ben ik toch vaak opzoek naar die sticker. Die sticker die we vroeger allemaal bij een mooi gemaakt werkje geplakt kregen. Wat was die sticker als kind toch een motivatie om wel binnen die twee dwingende lijnen je woordjes te plaatsen. Met die sticker bij je werkje is mijn behoefte aan stickers in mijn leven ontstaan en dit ben ik nooit helemaal te boven gekomen.

We geven kinderen in het onderwijs constant manieren om zichzelf met anderen te vergelijken. Wie heeft een hoger cijfer? Wie doet z’n werkje zo goed dat hij of zij een sticker krijgt? Alle stickers verzamelen! Voor aardig zijn kan je soms een sticker krijgen. Wie zich goed gedraagt wordt hulpje van de juf. De ene beloning na de andere voor goed gedrag, veel talent, voor gewoon ‘goed’ of zelfs ‘beter’ zijn. Wat leren we kinderen daarmee? Wat leert een kind die niet zo ‘goed’ is? Leren we ze niet dat erkenning krijgen van een ander belangrijker is dan erkenning van jezelf? Dat een werkje goed doen belangrijker is dan iets leren? Dat iets winnen belangrijker is dan meedoen? Maken we niet alles tot een wedstrijd? Je best doen is niet goed genoeg, zelf blij zijn met het eindresultaat is niet genoeg. De sticker is het doel en niet het proces. De conclusie? We hebben allemaal in onze kast een stickerboek waar we goedkeuring, waardering en erkenning in sparen. Hoe belangrijk dit boek is in ons volwassen leven wordt bepaald in de jeugd.

De laatste tijd probeer ik me dus heel erg bewust te zijn van mijn eigen stickerboek. Wanneer ik iets doe met de motivatie waardering en erkenning van anderen te krijgen en deze komt niet of niet zoals verwacht, dan heeft dit direct effect op mijn gemoed. Wanneer ik een sticker niet ontvang, dus geen complimentjes krijg terwijl ik het daar volledig voor deed, dan voel ik me veel meer een mislukking dan wanneer ik simpelweg iets niet kan. Daarnaast vind ik een ander dan ondankbaar. Geen sticker krijgen zorgt voor een niet prettig gevoel. Maar de sticker kan ook tegenvallen. Iemand is wel blij, maar je had ze veel blijer verwacht. Dan was het zonde van je tijd, de prijs-pret verhouding is kwijt. Mijn conclusie is dat als ik iets doe puur voor een sticker, dus de waardering van een ander, dat ik me dan vaak niet goed genoeg voel. Ik wil dus dingen doen niet voor de ander en de waardering maar voor mezelf, mijn eigen waardering en mijn eigen plezier.

Dus nu ik hier sta te tuinieren in die bloedhitte, terwijl het werk in mijn nek hijgt, probeer ik te denken aan mijn stickerboek. Het is goed, ik doe dit omdat ik mijn bijdrage wil leveren. Omdat ik het fijn vind om bij te dragen aan het collectief en niemand hoeft dat te benoemen. Ik doe dit niet om goed gevonden te worden. Yes, een klein puntje van irritatie valt toch weg en mijn hoofd wordt leeg van het onkruid wieden.

“Zo, lekker bezig Bannink! Fanatiek hoor! Je gaat echt heel snel!” complimenteert mijn buurman me. Ach ja, ook als je het er niet voor doet, zijn sterren, pluimen en stickers wel leuk om te ontvangen.

Karin Bannink