Niet bewust gekozen, maar volledig ‘ik’

Het nieuwe jaar is altijd het moment van terugkijken en vooruitdenken. Nu ik het tiende jaar Buro Bannink afsluit is dat des te meer het geval. Wat bouwde ik op en wat verandert er allemaal? Maar de kerstperiode was voor mij ook een behoorlijk drukke. De afgelopen weken zat ik weer lekker vaak in de trein of de auto. Op dit moment zijn veel van mijn makers in de weer met hun volgende productie. De presentatiedag staat voor de deur en dus moet de nieuwste artistieke bevalling plaatsvinden. Ik mag dan het land door om mee te kijken en te adviseren.

Heel eerlijk, is dat voor mij toch het leukste van dit werk. Makers begeleiden in hun artistieke groei en de ontwikkeling van hun nieuwe voorstelling. Het is zo interessant om makers door te vragen naar de kern van een voorstelling. Door te praten over wat ze het publiek mee willen geven en welk verhaal ze willen vertellen. En om dan met die kennis, bloot te kunnen leggen waar de radartjes nog niet goed lopen in de voorstelling. Waar de voorstelling afdwaalt, niet scherp is, ruis creëert of domweg iets anders zegt dan de maker wil, danwel mee te denken over ‘het waarom’, ‘de boodschap’ en hoe je die het best overbrengt op een vierjarige.

Vervolgens stap ik na zo’n repetitie in de auto of trein. Ik neem hun passie en noodzaak mee, maar mag het proces en de bevalling loslaten. Ik draag vaak wel oplossingen of ingrepen aan, maar toch blijft het hun kindje en artistieke proces. Dit proces begeleiden vind ik echt heerlijk! Ik geniet van het creatieve meedenken. Van betrokken zijn in een mooi verhaal brengen aan kinderen. Dat ik dan niet een hele bevalling van een nieuwe voorstelling hoef te doen, vind ik ook heerlijk.

De afgelopen jaren heb ik heel vaak geworsteld met wat ik wil. Iets waar volgens mij iedereen die dertiger is of ooit is geweest zich helemaal in herkent. Ooit ben je begonnen in het werkveld. Je had ideeën over wat het inhield. Hoe de sector zou zijn waar je in wilde werken. Je had beelden bij wat in je werk je gelukkig zou maken. Wat je nodig had om nu en in de toekomst iets te doen wat goed was en waar jij goed in was. Althans, had je echt ideeën? Had je er echt goed en inhoudelijk over nagedacht? Ik doe dit werk nu al tien jaar, maar voor mijn gevoel had ik hier nooit bewust voor gekozen? Toen ik jong was wilde ik iets heel anders gaan doen. Is het wel goed dat alles op mijn pad kwam en is ontstaan? Dat ik nooit ergens bewust achteraan ging? Dat ik geen carrièreplan had? Geen wensenlijst voor mijn toekomst?

Toen ik jong was maakte ik me geen zorgen over mijn toekomst. Mijn ouders wel. Althans, ze maakten zich significant minder zorgen om mij dan om mijn oudere broers. Gelukkig zijn die als docent muziek en boeddhistisch monnik ook heel goed terechtgekomen. We hebben alle drie iets gekozen waarin we anderen begeleiden in hun ontwikkeling en groei. Dat hadden mijn ouders in onze puberteit zeker niet aan zien komen.

Ik was in mijn puberteit alleen maar bezig met theater en muziek. Mijn vrienden waren het belangrijkst. Daarna theater, maar wel het liefst samen met die vrienden. Ik runde het ‘culturele team’ op school, speelde in de musicals, maakte voorstellingen en bedacht voor het team hoe we geld konden verdienen met onze optredens. Ik onderzocht de vraag naar onze avonden. Welke prijs we eraan konden hangen. Wanneer scholieren een kaartje te duur begonnen te vinden en welke zaken we op de avond aan moesten bieden om het nog aantrekkelijker te maken. Dus een drankje bij het kaartje inbegrepen. Ook bier en wijn gaan verkopen en tosti’s! Dan wilden meer schoolgenoten komen kijken. En ouders, die betaalden alles als hun kind op het podium stond, dus hop prijsdifferentiatie.

Ik was altijd bezig met de groei van de activiteiten, hoe we dit kostendekkend konden krijgen of hoe we hiermee konden verdienen. Dit alles zodat we meer en vaker konden spelen. Betere en mooiere kostuums en decor konden hebben. Waardoor we weer meer kaartjes konden verkopen en weer meer konden doen.

Duidelijk dus dat het culturele ondernemerschap zich toen al etaleerde. Ik had zeven dagen per week iets te doen en had helemaal geen tijd voor school en het interesseerde me werkelijk niks. Mijn conrector zag dit en wonderbaarlijk genoeg ondersteunde hij mij. Ik denk nu in retrospectief dat hij inzag dat de skills die ik mezelf aanleerde in al deze extra activiteiten mij meer zouden bieden dan zijn geschiedenislessen. Ik moet eerlijk bekennen dat schoolprestaties niet hoefden te lijden onder mijn passie, dus deze conrector kon deze keuze maken. Ik kreeg van hem vrij spel om al mijn energie in de organisatie van theater en cultuur te stoppen.

Op school heb ik mensen het podium op gekregen die dat nu in retroperspectief waarschijnlijk onmogelijk van zichzelf achtten. Want als wij bevriend waren, dan ging jij gewoon meedoen. Want ik had iedereen nodig in mijn grootse plannen. Speelde je niet mee, dan deed je techniek, horeca of kaartverkoop. En de rest, die kwam kijken! Wellicht was ik in die tijd een tikkeltje dwingend en dominant. Of positiever geframed, was het toen duidelijk dat mij een leidinggevende functie zou passen.

Het maken en spelen vond ik ook te gek. Ik heb lang gedacht dat ik dat als beroep wilde doen. Maar, hoewel ik niet vies van in de spotlight staan was, vond ik vaak het talent van de ander zo veel inspirerender. Ik wilde zelf wel, maar niet ten koste van die ander. Als ik samen met anderen iets maakte, keek ik vaak naar het geheel en al snel ging ik meer bedenken dan puur de voorstelling. Dat ik iets in theater wilde, dat was duidelijk, maar welke keuzes waren daar dan? Geen idee!

Toen ik na mijn middelbare school niet werd aangenomen op die toneelschool en ik een tussenjaar wilde doen, kreeg mijn moeder stress. ‘Waarom ga je niet naar de pabo, je bent zo leuk met kinderen’. Na weken zeuren, ging ik. Na drie maanden stopte ik. Wat een truttige manier om met kinderen om te gaan. Wat een onzin om ze een dictee af te nemen. Ik vond het niks. Ik werd wel direct gevraagd om theaterles aan kinderen te geven. Dat heb ik jaren gedaan en daar genoot ik van.

Na een werkervaringstraject ging ik Culturele Maatschappelijke Vorming studeren. En later studeerde ik Cultuurwetenschappen. In mijn studententijd dacht ik dat ik alles wist. Dat ik alles had doorgrond en alles begreep. Ik wilde beleidsadviseur worden bij OCW en de hele culturele sector aanpakken. Want ik wist hoe het beter moest.

Toen ik mijn eerste fulltime functie in de culturele sector kreeg, kwam ik met hetzelfde zelfvertrouwen binnen. Ik wist niks van ambtelijke structuren, van obstakels die er in de culturele sector zijn. Deze vielen me vies tegen! Want als je iets moois en goeds bedacht had, kon je dat dus niet gewoon gaan doen. Je moest vragen of het mocht, je moest toestemming van iemand krijgen. Er moest budget zijn. Subsidie aangevraagd worden. Het plan in jouw hoofd was niet per se gewenst. Je moest mensen meekrijgen in je ideeën. Mensen zaten eigenlijk niet te springen om jouw plannen en ideeën, want ze hadden die zelf ook. Er was al heel veel. Je kon helemaal niet alles. Wat een anticlimax was dat!

Vervolgens rolde voor mij mijn loopbaan redelijk snel naar een eigen impresariaat. Niet bewust gekozen, maar vanuit mijn baan als coördinator van een mini-jeugdimpresariaat kon ik een doorstart maken. In een wereld waar dingen niet vanzelfsprekend zijn en je altijd je bestaansrecht moet bewijzen, moet je kansen natuurlijk ook direct aangrijpen.

Ondertussen run ik Buro Bannink dus al tien jaar. Ik durf te zeggen dat ik nu een heel ander mens ben dan toen ik begon. Het bedrijf heeft mij gevormd tot wie ik ben. Ik zou niet weten wie ik zou zijn als ik mijn gehele werkbare leven in loondienst had gewerkt. Hoe ik me nu gevoeld had als ik wel terecht gekomen was in een beleidsfunctie. Al tien jaar mag ik dingen bedenken en tot uitvoer laten brengen. Er is niemand die ik om toestemming hoef te vragen. Ik ben altijd aan het bedenken hoe we ideeën aan kunnen laten sluiten bij de vraag, bij de markt. Aan het onderzoeken hoe we iets zo kunnen produceren dat we er voldoende mee kunnen verdienen om vervolgens weer iets moois te maken. Ik doe eigenlijk precies wat ik als puber al deed.

De mogelijkheid is groot dat als we elkaar kennen en je iets wil met theater, dat ik je ergens in ga zetten. Jasper Smit, Mark van Vliet, Tessa en Olivier en vele anderen heb ik door een paar juiste vragen of een concrete opdracht in het jeugdtheatervak gekregen.  Ik ben daar wellicht nog even dwingend in als toen. Alleen heb ik nu door de jaren heen meer oog voor talent, voor passie, ambitie en drive. Vroeger was het voor MIJN plan. Nu is het nog steeds voor mijn plan om de wereld mooier te maken met jeugdtheater. Maar met name is het omdat ik graag het talent dat ik in de ander zie verder tot bloei wil laten komen. Ik zie potentie en kansen. Dat wil ik laten groeien en daar geniet ik van.

Ik ben die culturele ondernemer en kapitein van mijn schip. Ik word gelukkig van de groei van een ander. Van nieuwe plannen. Van mensen meekrijgen in een plan. Van talent. Van de ontwikkeling van vakmanschap en ambacht. Van mensen samenbrengen. Van de wereld mooier maken. Van lachende kinderen. Van mensen inspireren. Van mijn bedrijf, mijn werk, mijn sector. Dit jaar sluit ik mijn tiende jaar Buro Bannink af. Het was geen makkelijk jaar. Bij het terugkijken naar die jaren en vooruitkijken naar het volgende ben ik dankbaar.

Ik ben dankbaar dat ik geen rationele keuze maakte in mijn carrière. Maar dat ik ben geworden wat ik moest zijn. Dat mijn pad zich automatisch heeft mogen vormen en in de toekomst zal blijven vormen. Dat dit altijd al in mij zat. Mijn kern is cultureel ondernemen, talent laten groeien, mensen verbinden en inspireren om de wereld mooier te maken met theater. Dit is de kern van mijn verhaal. Soms lopen de radertjes nog even stroef. Komt er wat ruis op de lijn en draai ik te lang om het punt heen. Verlies ik me zelf in een zijverhaal en moet ik een ‘kill your darlings’ toepassen op mijn keuzes. Gelukkig heb ik mensen in mijn leven die even komen kijken en daar feedback op geven. Maar uiteindelijk is het mijn keuze, is het mijn proces en mijn kindje.  Dus misschien niet bewust gekozen, maar volledig daar waar ik moet zijn.

Karin Bannink